Recent schreven wij over het sluimerende dienstverband bij zieke werknemer, en de vraag of het verstandig is voor een werkgever om zieke werknemers in dienst te houden met als doel het ontlopen van uitbetaling van de transitievergoeding. De vraag die hierbij op kwam was wat de rechter zou doen indien een werknemer ontbinding vraagt vanwege het enkel in dienst laten van de werknemer om zo geen transitievergoeding te hoeven betalen. Op 2 december 2015 heeft de kantonrechter te Almere een belangrijke uitspraak gedaan die een antwoord geeft op bovenstaande vraag.
In deze uitspraak gaat het om een werkneemster die ontbinding van de arbeidsovereenkomst vraagt wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever onder toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding. Het ernstig verwijtbaar handelen was volgens werkneemster gebaseerd op drie redenen. Ten eerste zou de werkgever ernstig verwijtbaar hebben gehandeld omdat zij heeft verzuimd zorg te dragen voor goede arbeidsomstandigheden. Ten tweede zou de werkgever haar re-integratieverplichtingen grovelijk hebben veronachtzaamd. En ten derde zou werkgeefster ernstig verwijtbaar hebben gehandeld omdat zij weigert de arbeidsovereenkomst met werkneemster op te zeggen. Volgens werkneemster tracht de werkgever zo te ontkomen aan het betalen van de verschuldigde transitievergoeding. Werkgever verweert zich uiteraard en stelt dat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen.
De kantonrechter oordeelt dat indien de werknemer om ontbinding vraagt dit verzoek in beginsel gehonoreerd moet worden gelet op het (grond)recht van arbeidskeuze. Daarnaast is de kantonrechter tijdens de zitting voldoende gebleken dat de verhoudingen tussen partijen dusdanig verstoord zijn dat van werkneemster niet langer gevergd kan worden de arbeidsrelatie voort te zetten. De kantonrechter is daarom voornemens de arbeidsovereenkomst per 1 februari 2016 te ontbinden. Ten aanzien van de toekenning van de transitievergoeding en de billijke vergoeding vermeldt de kantonrechter dat er sprake dient te zijn van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. Van ernstig verwijtbaar handelen is in dit geval geen sprake volgens de kantonrechter. Het argument van de werknemer dat de werkgever enkele vanwege het niet willen betalen van de transitievergoeding de arbeidsovereenkomst niet wil opzeggen of ontbinden levert volgens de kantonrechter geen ernstig verwijtbaar handelen op. Niet kan worden aangenomen dat op de werkgever op basis van de arbeidsovereenkomst een verplichting rust de arbeidsovereenkomst, na twee jaar ziekte, te beëindigen. De kantonrechter oordeelt dat indien dient te worden aangenomen dat voldoende aannemelijk is geworden dat de werkgever de arbeidsovereenkomst enkel in stand heeft gehouden vanwege het niet willen betalen van een transitievergoeding dit weliswaar als onfatsoenlijk kan worden aangemerkt, maar dat betekent nog niet dat dit ook te kwalificeren is als ernstig verwijtbaar handelen.
De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst en wijst de vorderingen van de werkneemster ten aanzien van de transitievergoeding en de billijke vergoeding af. Aan werkneemster wordt nog de mogelijkheid geboden om het verzoek tot ontbinding in te trekken.
Met dit oordeel van de kantonrechter hebben we dus een antwoord op de vraag of ontbinding gevraagd door de werknemer wanneer de werkgever na twee jaar ziekte niet wil opzeggen of ontbinden als ernstig verwijtbaar handelen, kan worden gezien. Het is nu afwachten wat andere rechters hiermee zullen doen.