Ondernemingsraad en medezeggenschap
Home » Diensten » Werkgever » Bedrijfsovername, fusie of splitsing » Ondernemingsraad en medezeggenschap

Ondernemingsraad en medezeggenschap

Hieronder wordt ingegaan op de verplichtingen die de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) stelt en dan met name ten aanzien van bedrijfsovernames. Van belang is dan het adviesrecht genoemd in artikel 25 WOR. Het instemmingsrecht in artikel 27 WOR is vooral van toepassing als er interne regelingen gewijzigd gaan worden binnen een onderneming. Dit is niet zozeer een onderwerp dat standaard bij bedrijfsovernames aan de orde is, daarom blijft het hier buiten beschouwing. Neemt u gerust contact met ons op als u een vraag hebt over het instemmingrecht in artikel 27 WOR.

Een ondernemingsraad is verplicht als er 50 of meer werknemers binnen de onderneming werkzaam zijn. In de Wet op de Ondernemingsraden zijn de regels opgenomen die gelden voor de ondernemer en de ondernemingsraad. De ondernemingsraad heeft een algemeen recht op informatie ten behoeve van de vervulling van zijn taken. Dit wordt een actief informatierecht van de ondernemingsraad genoemd omdat de ondernemingsraad zelf om deze informatie moet vragen. Daarnaast heeft de ondernemer de verplichting om uit zichzelf informatie te verstrekken over de financieel-economische positie van de onderneming en over het gevoerde sociale beleid. Dit wordt een passief informatierecht van de ondernemingsraad genoemd.

Op grond van Artikel 24 WOR is de ondernemer verplicht om ongevraagd alle inlichtingen en gegevens te verstrekken in het kader van advies- en instemmingsplichtige aangelegenheden. Dit wordt ‘voorinformatie’ in het kader van de overlegvergadering genoemd. Het niet-vroegtijdig inlichten heeft tot gevolg dat de ondernemingsraad een ruimere termijn moet krijgen om zijn advies uit te brengen, aldus uitspraken van de Ondernemingskamer.[1] Het recht van de ondernemingsraad om advies uit te brengen is geregeld in artikel 25 WOR. Hierin staat dat er onder andere adviesrecht is bij:

  1. Overdracht van de zeggenschap over de onderneming of een onderdeel daarvan;
  2. Het vestigen van een andere onderneming, dan wel het aangaan, overnemen of afstoten van de zeggenschap over een andere onderneming;
  3. Beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming of van een belangrijk onderdeel daarvan;
  4. Belangrijke inkrimping, uitbreiding of andere wijziging van de werkzaamheden van de onderneming;
  5. Belangrijke wijziging in de organisatie van de onderneming, dan wel in de verdeling van bevoegdheden binnen de onderneming;
  6. Wijziging van de plaats waar de onderneming haar werkzaamheden uitoefent.

Bij een activa/passiva transactie is sprake van adviesrecht wegens bovenstaand punt a. Ook bij aandelenoverdracht zou in bijzondere gevallen adviesrecht op basis van punt a. aan de orde kunnen zijn. Bij een fusie is sprake van punt b. Advies in het kader van punt c. kan aan de orde zijn bij een onderneming voorafgaand aan een bedrijfsovername of fusie, of daarna in het kader van het samenvoegen van de twee ondernemingen. Hetzelfde geldt voor de punten d., e. en f. als het bijvoorbeeld gaat om een reorganisatie na de bedrijfsovername of fusie.

Artikel 25 lid 2 WOR bepaalt dat het advies van de ondernemingsraad op een zodanig tijdstip moet worden gevraagd dat het van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit. De bedoeling hiervan is dat de ondernemingsraad in een zo vroeg mogelijk stadium wordt geraadpleegd. Zeker wanneer derden zijn betrokken bij het voorgenomen besluit, zoals bij fusies en overnames, is het moeilijk te bepalen op welk moment het advies moet worden gevraagd, zodat nog sprake is van wezenlijke invloed. In de praktijk komt het vaak voor dat de ondernemer al een intentieverklaring heeft ondertekend. Of het adviesrecht van de ondernemingsraad in dat geval is gepasseerd, moet worden beoordeeld aan de inhoud van de intentieverklaring. Is sprake van een zuivere intentie in het kader van ‘we gaan onderzoeken’ of is sprake van een onomkeerbaar besluit? Van een onomkeerbaar besluit is ook sprake als de intentie een geheel uitgewerkt document is, zoals een intentieverklaring in de vorm van een overeenkomst. Wellicht kan de overeenkomst eenzijdig worden opgezegd, maar het beoogt wel de samenwerking te realiseren. Bovendien zijn de bepalingen van de verklaring vaak bindend en is er een boetebeding opgenomen. Het wezenlijk invloed kunnen uitoefenen brengt met zich dat de ondernemer zich moet onthouden van ‘uitvoeringshandelingen’. Voorbeelden van uitvoeringshandelingen zijn het aanbieden van een vrijwillig vertrek regeling of vaststellingsovereenkomst aan het personeel, het overhevelen van werkzaamheden van de ene naar de andere afdeling, het aanvragen van ontslagvergunningen bij UWV of het doen van een melding in het kader van de Wet Melding Collectief Ontslag.

De ondernemer moet het voorgenomen besluit schriftelijk voorleggen aan de ondernemingsraad. Daarbij vermeld hij de beweegredenen, de gevolgen die het voorgenomen besluit naar verwachting heeft voor het personeel en de maatregelen die in dat kader zullen worden genomen. Over het onderwerp van de adviesaanvraag moeten ondernemingsraad en ondernemer ten minste één keer overleg plegen in een overlegvergadering. Zonder voorafgaand overleg met de ondernemer over de adviesaanvraag kan de ondernemingsraad geen rechtsgeldig advies uitbrengen.

De WOR bepaalt niet binnen welke termijn de ondernemingsraad zijn advies moet geven. Er wordt uitgegaan van een ‘redelijke termijn’. De invulling van die termijn is afhankelijk van de specifieke omstandigheden, zoals het moment waarop alle benodigde informatie door de ondernemingsraad is ontvangen en de spoedeisendheid van de kwestie. Uit de jurisprudentie blijkt dat afspraken tussen ondernemer en ondernemingsraad van groot belang zijn. Als de ondernemingsraad de ondernemer toezegt voor een bepaalde datum te adviseren en dat vervolgens niet doet, dan kan de ondernemer een besluit nemen. De Ondernemingskamer zal vervolgens niet snel oordelen dat sprake is van een kennelijk onredelijk besluit. Als de ondernemingsraad vindt dat hij te weinig tijd heeft gekregen om zijn advies uit te brengen, dan moet hij een negatief advies uitbrengen. Het niet uitbrengen van een advies heeft namelijk als gevolg dat er geen beroep bij de Ondernemingskamer kan worden ingesteld. Ook moet de ondernemingsraad alle bedenkingen of bezwaren tegen het voorgenomen besluit kenbaar maken in haar advies. De ondernemingsraad mag niet tijdens de beroepsprocedure nieuwe bezwaren naar voren brengen. De zorgplicht om het medezeggenschapstraject te bewaken, rust vooral op de ondernemer. Zo is het aan de ondernemer om het medezeggenschapstraject correct vorm te geven.

Het schenden van de informatieplicht kan (mede) leiden tot het oordeel dat een besluit van de ondernemer kennelijk onredelijk is, aldus de Ondernemingskamer. Ook het niet voldoen aan andere verplichtingen uit de WOR kan tot kennelijke onredelijkheid leiden. Als een besluit van de ondernemer kennelijk onredelijk is, kan de Ondernemingskamer de volgende voorzieningen treffen:

  1. Het opleggen van de verplichting aan de ondernemer om het besluit geheel of ten dele in te trekken, alsmede om bepaalde gevolgen van dat besluit ongedaan te maken;
  2. Het opleggen van een verbod aan de ondernemer om handelingen te verrichten of te doen verrichten ter uitvoering van het besluit of van onderdelen daarvan.

Het niet voldoen aan de verplichtingen van de WOR kan dus hele nare gevolgen hebben. De ondernemer moet zo snel mogelijk zijn besluit schriftelijk aan de ondernemingsraad kenbaar maken. Het besluit mag niet wezenlijk afwijken van het voorgenomen besluit dat hij aan de ondernemingsraad ter advisering heeft voorgelegd. Als het advies van de ondernemingsraad niet of niet geheel is gevolgd, moet de ondernemer voldoende gemotiveerd meedelen waarom hij van het advies is afgeweken. Daaraan wordt voldaan als de ondernemer concreet op bezwaren van de ondernemingsraad ingaat. De ondernemer moet op alle bezwaren ingaan en niet op een of een paar bezwaren. De enkele mededeling dat de ondernemer een andere opvatting heeft of dat het negatieve advies geen nieuw licht op de zaak werpt, is onvoldoende qua motivering. Als de ondernemer een besluit heeft genomen dat overeenstemt met het advies van de ondernemingsraad, dan kan dat besluit worden uitgevoerd. Als de ondernemer een besluit neemt dat niet overeenstemt met het advies van de ondernemingsraad, dan moet de uitvoering daarvan met een termijn van één maand worden opgeschort (opschortingstermijn). In die maand kan de ondernemingsraad beslissen of hij beroep instelt bij de Ondernemingskamer (beroepstermijn).

Heeft u geen ondernemingsraad in uw onderneming maar wel meer dan 50 werknemers, dan is het zeer verstandig om voorafgaand aan een bedrijfsovername een ondernemingsraad in te stellen. Mocht het zo zijn dat er geen werknemers bereid zijn plaats te nemen in de ondernemingsraad, dan heeft u in ieder geval aan uw verplichtingen als werkgever voldaan. Het is verstandig om elke twee à drie jaar opnieuw verkiezingen voor de ondernemingsraad te organiseren als u meer dan 50 werknemers hebt maar er onder uw personeel geen animo is. Op deze manier kunt u bewijzen dat u het als werkgever in ieder geval geprobeerd hebt.

[1] De Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam is het orgaan waar de ondernemingsraad beroep in kan stellen tegen besluiten van de ondernemer. De procedure bij de Ondernemingskamer is geregeld in artikel 26 WOR.

Print of deel dit artikel online